De studiedag van Blindenzorg Licht en Liefde, SBPV, VeBeS en de Provincie Vlaams Brabant over blindismen kreeg erg veel respons. Dit is duidelijk een onderwerp dat velen interesseert. Laten we even verduidelijken wat blindismen precies zijn, hoe ze ontstaan en wat onze organisatie als mogelijkheden ziet om ermee om te gaan. Moeten we ze bestrijden, afzwakken, veranderen, verdragen, accepteren of respecteren?
Inhoudsopgave
• 1 ‘Anders’ is ‘raar’
• 2 Verschijningsvormen
• 3 Aangename prikkels
• 4 Vervangende prikkels
• 5 Alternatieve waarneming
• 6 Correctie door imitatie
• 7 Aanvaarding als eerste stap
- ‘Anders’ is ‘raar’
We belichten het thema eerst vanuit het standpunt van een goedziende persoon, vertrekkend vanuit de volgende getuigenis: “Met veel enthousiasme had ik me opgegeven om mee te gaan als begeleider bij een reis voor mensen met een visuele handicap. Aangekomen op de verzamelplaats keek ik onwennig rond. Onder de deelnemers zag ik iemand die hevig heen en weer stond te wiebelen. Een andere persoon trappelde op een rare manier met de voeten op de grond. Nog iemand anders maakte cirkelende bewegingen met zijn hoofd terwijl hij stond te praten met een begeleider… Waar ben ik nu beland? dacht ik bij mezelf. Met deze mensen is toch wel wat meer aan de hand?
Pas toen ik kennismaakte en met de deelnemers in gesprek ging, merkte ik dat er helemaal geen sprake was van een mentale handicap, zoals ik aanvankelijk dacht. Ik leerde stuk voor stuk mensen kennen met mogelijkheden, verlangens en ambities zoals ikzelf.”
In onze zeer visueel ingestelde maatschappij roept alles wat er enigszins anders uitziet vaak meteen allerlei gevoelens en gedachten op. De eerste indruk die we van iemand krijgen, bepaalt veel binnen een relatie – welk soort relatie dat ook is. Voor mensen die goed zien, is die eerste indruk vooral visueel.
Blindismen (zo noemt men de herhaalde en schijnbaar zinloze bewegingen die sommige blinde of ernstig slechtziende mensen maken) zijn vaak raar om te zien. De associatie met een verstandelijke handicap is snel gemaakt. Wiegen, wapperen met de handen en trappelen met de voeten zijn stereotiepe bewegingen die we regelmatig ook bij deze groep van mensen zien.
Een andere vorm van blindismen die meer bij blinde of zwaar slechtziende mensen voorkomt, is het oogboren. Daarmee bedoelt men het herhaaldelijk met de vinger of de vuist in de ogen duwen. - Verschijningsvormen
Er zijn vele uitingsvormen van blindismen. Mackensen geeft een indeling van deze uitingsvormen die o.a. door Van Weelden geciteerd wordt.
De indeling is als volgt:
• motorische eigenaardigheden: b.v. hyperkinesen, ritmische bewegingen, bewegingsstereotypen;
• mimische eigenaardigheden: b.v. expressie shablones, grimassen;
• eigenaardigheden die betrekking hebben op de ogen: boren (dit is met de handen en/of vingers in de ogen drukken), met de handen voor de ogen “fladderen”.
Een andere indeling wordt door Cutsforth gegeven.
Hij onderscheidt:
• fladderen met de handen en de vingers voor de ogen
• kinetische stimulatie: zwaaien met het lichaam, draaien met het hoofd en armbewegingen maken.
• tactiele stimulatie: vingers in de ogen, neus of mond drukken, manipuleren van oren, neus, lippen en haarlokken
Mulder en Van Otterlo geven in hun scriptie een lijst met verschillende uitingsvormen.
• armbewegingen
• beenbewegingen, op tenen lopen
• betasten van het gezicht
• duwen met de vuisten in de ogen (eye-poking)
• handen klappen
• heen en weer bewegen van hoofd en romp (rocking)
• met de vuisten op het hoofd slaan
• ophalen van de schouders
• plukken aan het haar
• rollende beweging van het hoofd
• schuinhouden van het hoofd
• steken van de vingers in de mond
• steken van de vingers in de neus
• stoppen van voorwerpen in de mond
• wapperen met de handen voor de ogen
• wrijven met de vingers in de ogen (eye-rubbing)
Mensen met een mentale of een visuele handicap zijn echter niet de enige mensen die stereotiep gedrag vertonen. Ook goedziende mensen hebben soms last van bepaalde ‘tics’. Ze draaien aan een haarlok, wippen in zit op en neer met de voet, knipperen met het knopje van een balpen…
Als we aan die mensen zouden vragen welk gevoel deze bewegingen hen geven, zouden we heel waarschijnlijk de volgende antwoorden krijgen:
• Het is een uitlaatklep, een manier om spanning te ontladen.
• Het is vertrouwd, geeft een goed gevoel, brengt je op een bepaalde manier dichter bij jezelf.
Als we hen vroegen wanneer ze de bewegingen precies maken, zouden we horen:
• in stresssituaties, als we zenuwachtig zijn;
• bij verveling of tijdens ‘dode’ momenten;
• zonder erbij na te denken, we zijn er ons niet van bewust.
Onderzoek van onder meer de Duitse psychologe Mechthild Gahbler wees uit dat blinde mensen precies dezelfde antwoorden geven op deze vragen.
Waarom zijn de stereotiepe bewegingen die blinde en slechtziende mensen maken, dan zo anders dan die van goedziende mensen? We kunnen een aantal specifieke oorzaken noemen. - Aangename prikkels
Blindismen komen het vaakst voor bij mensen die blind geboren of van bij geboorte zwaar slechtziend zijn. Hoe komt dat? Een goedziende baby vangt al heel vroeg allerlei prikkels op via de ogen. Eerst alleen in zijn directe omgeving: een kleine baby ziet ongeveer 20 cm scherp, net genoeg om het gezicht van zijn mama te zien wanneer hij gevoed wordt. Naarmate hij opgroeit, kan hij steeds beter en verder kijken. Een blind baby’tje mist dus van bij het begin heel wat informatie. Hij zal minder geneigd zijn om op verkenning te gaan en is afhankelijk van anderen om de buitenwereld naar hem toe te brengen en hem te stimuleren die wereld zelf te gaan ontdekken.
Is die stimulatie er niet of te weinig, zo leest men in diverse bronnen, dan gaat het kleine kind in zichzelf op zoek naar prikkels die hem een aangenaam gevoel geven. Zo kan het duwen in de ogen bij blinde kinderen een bepaalde lichtsensatie veroorzaken. Het wiegen is een beweging die geborgenheid, veiligheid en vertrouwen oproept. Dit zijn aangename gevoelens en sensaties die het kind steeds opnieuw zal oproepen, wat de bewegingen tot een patroon maakt. Dat patroon valt niet meer zo makkelijk af te bouwen.
We kunnen dus stellen dat de stereotiepe bewegingen van blinde mensen zinvolle manieren en reacties zijn om met de eigenaardigheden van hun specifieke situatie om te gaan. - Vervangende prikkels
Deze stelling gaat ook op bij wat we als tweede oorzaak aanhalen: bij sommige blinde mensen doen de ogen, ook al werken ze niet meer, bij momenten veel pijn. Door druk te geven, zoals bij het oogboren gebeurt, wordt deze pijn verminderd en vervangen door een andere prikkel. Door in het oog te duwen, wordt een onaangename (pijn)prikkel minder voelbaar gemaakt.
Ook dit is een mechanisme dat iedereen kent. Wat is onze eerste reactie als we onze arm stoten tegen een scherp voorwerp? Inderdaad, we wrijven over de arm. We maken de pijn minder voelbaar, door die te ‘vervangen’ door een andere prikkel, namelijk het wrijven. - Alternatieve waarneming
Een derde oorzaak heeft te maken met het bewustzijn van het eigen lichaam. Bij goedziende mensen geeft het visuele kanaal, naast enkele andere kanalen zoals het evenwichtsorgaan en de proprioceptie (de info die we krijgen van spieren en pezen), ons heel wat informatie over ons eigen lichaam. Het leert ons in welke positie ons lichaam zich bevindt, waar het zich situeert in de ruimte… Als deze visuele informatie wegvalt of ontbreekt, zal ons systeem ze op andere manieren trachten te verkrijgen en zal het vooral de andere kanalen aanspreken.
Stereotiepe bewegingen hebben dus een compenserende functie voor het waarnemen van het eigen lichaam. Ze vormen een basis voor existentiële gevoelens. - Correctie door imitatie In veel gevallen ontstaan blindismen door een samenspel van deze drie oorzaken. En vervolgens blijven ze bestaan. We stipten al aan dat ook goedziende mensen stereotiep gedrag vertonen. Zeker bij jonge kinderen is dat zo. Ook goedziende kindjes kunnen eindeloos zitten wiegen of dezelfde bewegingen herhalen. Bij het opgroeien speelt imitatie echter een grote rol. Goedziende kinderen zien na verloop van tijd dat volwassenen zulke bewegingen niet maken en ze kunnen zichzelf ‘corrigeren’. Bij blinde kinderen werkt dat mechanisme niet. Hoewel men vaak leest dat ook bij blinde kinderen de blindismen verminderen of verdwijnen bij het opgroeien, is dat zeker niet altijd het geval. Mensen met blindismen blijven vaak afhankelijk van de buitenwereld om hen er attent op te maken en hen te leren welk effect stereotiepe bewegingen kunnen hebben op andere personen. Vroeger – nog niet zo lang geleden – hadden blindismen vaak een heel negatieve connotatie: ze waren ongepast en moesten zo snel mogelijk afgeleerd worden, desnoods met harde hand. Nu zijn we er binnen onze organisatie van overtuigd dat deze stereotiepe gedragingen een betekenis hebben en dat repressief optreden eerder het tegenovergestelde effect heeft, namelijk dat ze nog veel hardnekkiger blijven bestaan.
- Aanvaarding als eerste stap
Is dit dan een oproep om er niets aan te doen? Nee: uit de rondvraag die we ter voorbereiding van de studiedag deden, blijkt dat stereotiepe bewegingen of blindismen tot op vandaag zowel voor professionals als voor de persoon in kwestie zelf, en vaak ook voor zijn omgeving, nog steeds als een lastig vraagstuk worden ervaren. Hulpverleners en de naaste omgeving worden het vaak wel enigszins gewoon en kijken als het ware door de bewegingen heen. Voor mensen die blindismen niet kennen, blijft het raar, kan het voor verwarring zorgen en het sociaal contact bemoeilijken. Daarom zijn we ervan overtuigd dat blindismen zoveel mogelijk bespreekbaar gemaakt mogen worden.
Voor mensen die blindismen hebben, is aanvaarding de eerste stap tot verandering. Aanvaarden heeft te maken met verdraagzaamheid tegenover zichzelf. Het betekent: de gedragspatronen die blindismen zijn, aanvaarden als een zinvolle uitdrukking van de eigen persoon. Het is de strijd om ‘er vanaf te raken’ opgeven en rust vinden in wie je bent, met je blindismen.
Bij dit aanvaarden kan ook de omgeving een grote rol spelen, net door in plaats van veroordelend te reageren (“Het is ongepast”) begrip en mildheid te tonen.
Pas als er aanvaarding is, kunnen andere doelstellingen bekeken worden. Ik som er enkele op:
• We kunnen de invloed van uitlokkende factoren (stress, verveling) leren beperken (bijvoorbeeld door een training stressmanagement of stresshantering, door relaxatie).
• We kunnen de eigen bewegingen beter leren controleren door de perceptie en het bewustzijn van ons lichaam te verbeteren (bv. door middel van relaxatie, yoga, dans).
• We kunnen onze expressiemogelijkheden uitbreiden (bv. door een cursus sociale vaardigheden te volgen).
• We kunnen de stereotiepe bewegingen leren omvormen tot sociaal geaccepteerde bewegingen (bv. via cognitieve gedragstherapie).
We zijn ervan overtuigd dat het in elk geval de persoon met blindismen zelf moet zijn, die (mee) bepaalt welke stappen hij zet in het omgaan met zijn stereotiepe bewegingen. Daarvoor is het nodig dat hij, maar ook de omgeving, eerst leert wat aan de basis ligt van dat gedrag en dat hij daarna ook kennis kan maken met de verschillende mogelijkheden om ermee om te gaan.
We hopen dat onze studiedag daartoe heeft kunnen bijdragen.
Auteur: Greet Keppens, educatief medewerker Vivor
Bronnen:
• Greet Keppens, Vivor
• J. Zijlstra, Blindisme bij interne en externe leerlingen, 1984
• Cutsforth, T.D., The blind in school and society, American foundation for the blind, New York, 1951
• Mackensen, G., Die Psychomotorik blinder Kinder, Ferdinand Enke Verlag, Stuttgart, 1956
• Mulder, T. en Otterlo, I.van, Onderzoek naar blindisme, Doctoraalscriptie Klinische Pedagogiek, Utrecht, 1980
0 comments on “Studiedag blindisme” Add yours →