In de tweede week van april heeft Albert zijn eerste coronavaccinatie te pakken. De dag daarvoor gaat de telefoon in de woning aan de Beukenlaan in Koudum. Een interview met Onze Gids. Dat was afgesproken: telefonisch, datum en tijdstip. Atie en Albert hebben zich zo voor kunnen bereiden over wat ze willen vertellen. Dus zitten ze nu kant‑en‑klaar: laat het vraaggesprek maar beginnen.
Een kleine week later, wanneer we het concept van het vraaggesprek met hen willen doornemen heeft Atie haar eerste vaccinatie gekregen, met forse pijnklachten in haar schouder. Dat is minder plezierig. Het COVID‑19‑virus is nog steeds het land niet uit. Sterker nog, het woedt wereldwijd, met onwaarschijnlijk veel dodelijke slachtoffers. Blijf zoveel mogelijk thuis, is het parool. En een vraaggesprek bij de mensen thuis zit er voorlopig niet in. Gelukkig is er de ouderwetse telefoon, die doet ook nu weer goede dienst.
Albert (74) blikt aan het begin van dit vraaggesprek terug op zijn leven. Hij is kort na de oorlog, in 1946, geboren in de toenmalige gemeente Uithuizermeeden. Helemaal in het uiterste hoge noorden van Nederland, dicht bij de Waddenzee. Nog een heel eind ten noorden van Groningen. Zijn ouders hadden daar een akkerbouwbedrijf, er was altijd wel wat te doen. Met enthousiasme haalt hij herinneringen op over de bedrijvigheid op de boerderij. Hij was de oudste van vijf kinderen, allemaal jongens. Albert is blind geboren. Waarover hij vertelt, heeft hij dus nooit zelf gezien en desondanks weet hij zich de situatie goed te herinneren en weer te geven. Na enkele zorgeloze jaren als peuter en kleuter op de boerderij komt onvermijdelijk de tijd om naar school te gaan. Onvoorstelbaar, naar de huidige inzichten. Een kind van zes jaar, naar het internaat van Bartiméus, ruim 200 kilometer van de ouderlijke woning. Moeder Berghuis bracht Albert met de trein van de halte Uithuizermeeden naar het station in Groningen. Daar vertrokken de kinderen van Bartiméus met gecombineerd vervoer, per trein naar Amersfoort en met de bus naar Zeist. En pas als de volgende schoolvakantie zich aandiende, kwam de omgekeerde reis, terug naar het hoge noorden. In die jaren bestond het weekendverlof nog niet, vertelt Albert. Dat kwam pas later en dan mocht je vaker naar huis. Het ergste voor de jonge Albert was na de zomervakantie, de terugkeer naar Zeist. Na zes weken thuis, liet je de boerderij achter, de gezelligheid, het thuisgevoel.
Toch heeft Albert positieve herinneringen aan zijn lagere schoolloopbaan op Bartiméus. Albert volgde na de lagere school de VGLO‑opleiding. Daar was een leraar die prachtig kon vertellen over de Tweede Wereldoorlog. Ten slotte volgde Albert de LTS‑opleiding, richting metaalbewerking. In 1964 is hij hiervoor geslaagd. En daarna moest er werk worden gezocht. Een van de leraren hielp daarbij. Korte tijd was er een baan voor hem in een fabriek in Uithuizen, daarna kon hij anderhalf jaar aan de slag in een metaalwarenfabriek in Groningen. De sociale werkplaats bleek uiteindelijk toch een betere arbeidsplaats. Hij heeft zich gespecialiseerd in meubelstoffering. Op locaties in Groningen en Hoofddorp heeft hij in totaal 44 dienstjaren vol gemaakt. In 1992 verliet hij de provincie Groningen omdat hij trouwde met Annie, eveneens visueel gehandicapt. Het echtpaar ging in Nieuw‑Vennep wonen. Albert was inmiddels in Hoofddorp werkzaam op de sociale werkplaats. Ze reisden vaak samen met de trein. Toen Albert nog thuis bij zijn ouders woonde was het al eens gebeurd dat de maandkaart van Uithuizermeeden naar Uithuizen maar voor één week was afgestempeld, terwijl er voor een hele maand was betaald. Gebel met zijn ouders, of dat allemaal wel klopte, wat een gedoe.
Later toen ze samen op stap gingen was Annie de begeleidster van Albert, want dan hoefde je maar voor één persoon te betalen. Je had daarvoor een begeleiderskaart, maar die konden ze geen van beiden lezen. Bij het kaartjes knippen ‑ controle ‑ ontdekte de conducteur dat Annie ook blind was. Het was namelijk niet aan Annie te zien. De blinde begeleidt de blinde, was zijn reactie. Hij concludeerde dat Annie gerust haar man kon begeleiden: er is toch niemand die het ziet…?!
Tijdens een vakantie in Wemeldinge in Zeeland ontmoetten zij, Albert en Annie, Atie en Theo Smid en er ontstond een warme onderlinge vriendschap. De beide echtparen ontmoetten elkaar als leden van de NCB trouwens ook tijdens de weekenden in Westerbork en op de bijeenkomsten in Ermelo. Beiden schieten in de lach als ze aan de stapelbedden denken in de vakantielocatie in Westerbork.
In 2002 overleed Annie, die blind was en aan suikerziekte leed, een groot verdriet en gemis voor Albert.
Atie Smid‑Heinstra (66) is geboren in Zutphen. Enkele jaren later verhuisde het gezin Heinstra naar Valthermond, daarna naar Emmen. Haar vader was werkzaam in de metaalindustrie. Atie heeft één zus, met wie ze nog steeds een goed contact heeft. Haar herinneringen aan Bartiméus, waar ze gedurende acht jaar de slechtziendenschool bezocht, zijn minder positief dan die van Albert. Ze mocht bijvoorbeeld haar lievelingspop niet mee naar buiten nemen, omdat die dan wel eens smerig kon worden. Dat zal beslist goed bedoeld zijn, maar voor een kind op die leeftijd is dat erg. Zij heeft het internaat als heel streng ervaren. Straffen waren bijvoorbeeld: droog brood eten, extra afwassen en dergelijke. Ze durfde daar thuis niet over te vertellen. Ook zij mocht niet zo frequent naar huis als tegenwoordig. Dat heeft ze wel heel erg gemist. Ze kon destijds nog 15 à 20% zien. Nu ziet ze niets meer. Dat komt door glaucoom. De artsen hebben er wel alles aan gedaan om blindheid te voorkomen, maar uiteindelijk is dat niet gelukt. Maar ze zit niet bij de pakken neer, dat ligt niet in haar aard. Toen ze aan het voortgezet onderwijs toe was heeft ze op Bartiméus de huishoudschool gevolgd.
En ja, net als bij Albert kwam ook voor haar daarna het moment om een baan te zoeken. In het ziekenhuis in Emmen werkte ze de eerst vierenhalf jaar op huishoudelijk gebied, daarna werd ze vaste kracht op de linnenkamer. Daar heeft ze met veel plezier gewerkt, vooral omdat het heel gezellig was om in een team te werken, met leuke collega’s. Maar wat een inspanning om bij het ziekenhuis te komen: voor het werk moest ze drie kwartier van huis naar het ziekenhuis lopen, want fietsen was niet verantwoord. En een heel stuk door een donker bos. Terug naar huis, hetzelfde parool, moe of niet, drie kwartier met de benenwagen.
Tijdens de reeds genoemde weekenden in Westerbork heeft ze Theo leren kennen, met wie ze bijna 36 jaar getrouwd is geweest. Eerst woonden ze in Hindelopen, later verhuisden Atie en Theo naar Koudum. Het was een gelukkig huwelijk, maar niet zonder zorgen. Theo had problemen met zijn nieren. Na een periode van nierdialyse kreeg hij een nieuwe nier. Echter, vervolgens openbaarde zich de ziekte ALS, waaraan Theo uiteindelijk in 2010 is overleden.
Het verdriet vanwege het verlies van hun partners heeft de band tussen Albert en Atie zeer versterkt, temeer daar er voordien al een jarenlange vriendschap bestond. Een bijzondere samenloop van omstandigheden is dat de trouwdatum van de beide echtparen 31 januari is: Albert en Annie in 1992, Atie en Theo in 1975. Begrijpelijk dat er elk jaar op 31 januari bij deze bijzondere datum wordt stil gestaan.
In 2013 verhuisde Albert van Nieuw Vennep naar Koudum. Hij had toen 44 jaar beroepsarbeid voltooid en kon gaan genieten als gepensioneerd burger. Hij is sinds 1960 lid van de NCB en heeft dus ruim zestig jaar van het bijna honderdjarig bestaan van onze bond meegemaakt. Hij is nu voorzitter van de Afdeling Oost. Bij de bijeenkomsten die sinds mensenheugenis bij Urbana in Zwolle worden gehouden speelt hij graag op het elektronische orgel. Zijn begeleiding van de samenzang wordt door de aanwezigen zeer gewaardeerd. De interviewers die sinds 2016 de bijeenkomsten van deze afdeling bezoeken, kunnen dit beamen. De praktische leiding van de bijeenkomsten in Zwolle is in verband met de visuele beperking van Albert veelal in handen van Wim Driesens, een voortvarend en welbespraakt fungerend voorzitter. Jammer dat Urbana de coronacrisis niet heeft overleefd. De Afdeling zal moeten uitzien naar een andere locatie.
Met enthousiasme vertelt Albert over een NCB‑bijeenkomst in een van de Zwolse kerken, al weer heel wat jaren geleden, waar de in Dalfsen geboren blinde sopraan Dé van Oenen zong. Albert mocht haar begeleiden op het kerkorgel.
Aan U behoort, o Heer der heren, de aarde met haar wel en wee, de steile bergen, koele meren, het vaste land, d ‘onzekere zee. Van U getuigen dag en nacht. Gij hebt ze heerlijk voortgebracht. (Liedboek 1973 ‑ Gezang 479; Liedboek 2013 ‑ Lied 978)
De opnamen van deze dienst werden door de EO uitgezonden. Albert zegt dat hij de opnames nog wel ergens moet hebben, maar waar? Met orgelspelen is Albert al op Bartiméus begonnen, eerst met behulp van bandjes. Toen hij daarna terug naar Uithuizermeeden ging, gebruikte hij braillemuziek vanuit een speciale bibliotheek in Amsterdam. Eerst met één hand lezen en de andere hand spelen. Dan de andere hand lezen, respectievelijk inoefenen. En dan uiteindelijk: combineren. Eenstemmig spelen is voor Albert ’t gemakkelijkst. De akkoorden maakt hij er al improviserend zelf wel bij.
Atie staat altijd heel positief in het leven. Ze straalt blijheid uit en haar vrolijke lach is in Zwolle bij de leden van de Afdeling Oost zeer wel bekend. Bij de pakken neerzitten is niks voor haar. Over haar eigen gezondheidsproblemen weidt ze dan ook niet graag uit. Ze vertelt liever een anekdote, bijvoorbeeld hoe ze Albert eens tijdens een vakantieweek in Ermelo voor de gek hield. Albert klaagde al een paar dagen bij het ontbijt: Er is geen smeerkaas. Atie werd dit zat en later op de dag ging ze naar het dorp om smeerkaas te halen. Onafhankelijk van elkaar waren anderen ook op jacht naar smeerkaas voor Albert. Wie schetst de verbazing dat de volgende morgen bij het ontbijt er acht kuipjes smeerkaas voor Albert op zijn bord liggen. Dat gezeur over die smeerkaas…, volgens Atie.
Wat doen de twee Koudumse NCB‑leden in deze tijd van corona? Lezen, tv‑kijken/luisteren, muziek maken of beluisteren, dit zijn de favoriete bezigheden van Atie en Albert. Met de webbox volgen ze live de kerkdienst in Koudum. Een computer hebben ze niet. Met de webbox kunnen ze immers ook heel goed de krant lezen en gesproken boeken beluisteren.
In het leven van deze beide NCB‑leden heeft zich heel wat afgespeeld. Ze zijn bovendien door hun lange staat van dienst als het ware een levend geschiedenisboek van onze Blinden en Slechtzienden Club. Albert is lid sinds 1960.
Er is veel veranderd in de maatschappij en in de NCB. Er zijn technologische vernieuwingen en de digitale hulpmiddelen zijn verveelvoudigd. Maar onderling persoonlijk contact met andere mensen staat voor beiden op de eerste plaats. Dat is nu moeilijk, in de fase van de coronapandemie. Maar er komen betere tijden, daarvan zijn ze overtuigd. Zijn er opmerkingen of vragen, of wilt u iets delen met Atie en Albert, u kunt hen bellen of schrijven. Ze zouden het heel leuk vinden per post of telefoon reacties te ontvangen.
Neem daarvoor contact op met ons bureau in Zwolle en we brengen u in contact met Albert en Atie.
Interview: Hennie & Frits Prins