In gesprek met An den Dunnen

Volgende maand, om precies te zijn: op woensdag 24 april aanstaande, bestaat de NCB 100 jaar. Alle reden om in de auto te stappen en op weg te gaan naar Alphen aan den Rijn. Want daar woont de huidige voorzitter van de NCB. Na de zoveelste rotonde in de nieuwbouwwijk komen we aan bij het flatgebouw waar ze woont. We hoeven niet meer te zoeken, want An staat ons buiten al op te wachten, samen met haar hondje Koos. Eenmaal binnen krijgen we een heerlijk kopje koffie, met iets lekkers erbij. Want daar is An wel van, als er iets te vieren is, doe het dan goed. Ze straalt een hartelijke gastvrijheid uit. Gezelligheid komt op de eerste plaats.

Net als bij alle interviews beginnen we bij het begin. Waar stond je wieg? Die van An, geboren op Paaszondag 1951, stond in Giessendam. Haar vader was stoommachinist op een zandzuiger. Ze groeide op in een gezin van acht kinderen. De oudste was een broertje, dan vijf meiden ‑ van wie An de jongste was ‑ daarna kwamen er nog twee broertjes. An kan prachtig vertellen over haar jeugd, eerst in Giessendam, waar ze op de kleuterschool zat. Toen ze zes was verhuisde het gezin naar Sliedrecht. Daar ging ze naar de lagere school. Eén van de verhalen gaat over haar broertje die een stuip kreeg. Haar moeder commandeerde haar: ren naar de dokter en laat hem onmiddellijk hier komen. En zo gebeurde, de huisarts liet zijn patiënten in de wachtkamer en rende met An naar huis. Gelukkig is alles goed afgelopen. Toen An achteraf haar moeder vroeg: waarom moest ik de dokter ophalen, antwoordde haar moeder: dan wist ik zeker dat het goed kwam. Dat vanzelfsprekende overwicht, je kunt ook zeggen: een natuurlijk gezag, zat er bij An van jongs af aan al in. Op het voortgezet onderwijs werd ze hierdoor eigenlijk automatisch klassenvertegenwoordigster. Ik hoefde er niks voor te doen, zegt An, terugblikkend op de jaren op de Industrieschool voor Meisjes in Dordrecht. Vanuit deze school werd op een goede dag een excursie georganiseerd naar de Dr. mr. Willem van den Berghstichting in Noordwijk. Deze kennismaking met het werken in de sector van mensen met een beperking maakte een enorme indruk op de toen zestienjarige An. Ze besloot bij deze instelling aan de slag te gaan. Eerst moest ze een driejarige opleiding gaan volgen, terwijl haar werkweek bestond uit vijf dagen, negen uur aaneengesloten aanpezen. De instelling had destijds 1250 personen in de zorg, met 350 personeelsleden. Na haar Z‑diploma haalde ze het diploma als algemeen verpleegkundige. Na haar huwelijk werd ze geacht niet meer te mogen werken, maar de leiding van de Merwebolder in Sliedrecht die haar graag wilde binnenhalen, wist dit creatief te omzeilen. Voor An betekende werken geen opgave, ze was liever bezig. Alles beter dan thuis op de bank zitten, niks voor haar. Eerst deed ze de intakes in de Merwebolder, later zette de directie haar in op ingewikkelder onderwerpen, in de tijd van ‘zwartboeken‑over‑de‑zorg’. Ze heeft er ongelooflijk veel van geleerd. Ook trouwens van de opleiding hoger management, bij de hbo‑instelling in Rotterdam. Deze opleiding heeft ze afgerond om hoofd te kunnen blijven van diverse afdelingen in een verpleeghuis.

Op 45‑jarige leeftijd manifesteerden zich hartklachten. Het bleek een familiaire kwestie. Twee van haar zussen overleden aan hartfalen. De cardioloog van An wilde absoluut niet meer dat ze werkte, onmiddellijk stoppen! En noodgedwongen werd ze afgekeurd.

Maar stilzitten dat was niks voor haar. Ze nam allerlei vrijwilligerswerk op zich. Onder andere voorzitter van de Plattelandsvrouwen. Daarvoor werd ze door het bestuur gevraagd. Maar ik ben niet iemand die alles bij het oude laat, was Ans kanttekening. Jullie zijn gewaarschuwd. Het bestuur wilde toch graag dat ze de kar ging trekken. Het voorzitterschap van deze club heeft ze zes jaar gedaan. Het kwam dus helemaal goed.

En nu is ze sinds een jaar of zeven bestuurslid van de NCB, waarvan de laatste vijf jaar voorzitter. An kon die eerste jaren toen ze in het bestuur kwam altijd met vragen terecht bij Matje Klein en Henk van den Berg. Die hebben haar enorm geholpen. De NCB: een vereniging waarin ze vertrouwen heeft. Halen we de 110, of de 120? An gelooft daar heilig in. Kijk naar de Afdeling West. Daar is een groep van omstreeks acht leden actief, allemaal nog onder de 50 jaar. Zij zijn enorm enthousiast. Ze maken gebruik van moderne communicatiemiddelen. Ze doen graag spelletjes, willen graag actief bezig zijn. De NCB moet met de tijd meegaan. En An zal dat waar ze kan stimuleren, vooral niet alles bij het oude laten. Jongere mensen hebben de toekomst, aldus onze voorzitter.

An ondervindt veel steun van haar dochters. Alle drie wonen ze niet ver, één zelfs hier vlakbij, in Alphen. En ze heeft een goed contact met haar kleinkinderen. Dat blijkt wel wanneer aan het eind van het vraaggesprek de deurbel gaat. De jongste kleindochter komt even een kopje thee drinken bij oma. En An ondervindt veel steun van haar geloof. Vooral bidden is voor haar heel belangrijk. Je spreekt dan als ’t ware tegen God, de Schepper van Hemel en Aarde, en legt Hem alles voor wat je bezighoudt.

Toen An bij de NCB kwam wist ze eigenlijk betrekkelijk weinig van deze organisatie. Er was wel veel werk aan de winkel, dat had ze in één oogopslag al wel gezien, zeker toen ze penningmeester werd, gedurende de eerste twee jaar van haar bestuurslidmaatschap. Zo kreeg ze snel inzicht in de organisatie en op de zwakke punten. Op een gegeven moment had ze als ’t ware een blind date met Arend van Laren, haar beoogd opvolger wat betreft de financiën. Ze kenden elkaar niet, maar An had wel goede berichten gekregen over het financieel inzicht van Arend. Na nog een aantal wisselingen ontstond na enkele jaren een goede mix van bekende bestuursleden met heel veel dienstjaren, zoals Henk van den Berg, Ina Helderman en Klaasje Huisman en nieuwe mensen, zoals Patricia Vianen, Arend van Laren en Hennie Prins, recent aangevuld met Cees de With. Een prachtig team om mee te werken.

An verstaat de kunst om mensen met elkaar te verbinden. Recht op het doel af, geen omtrekkende bewegingen. En de blinde en slechtziende leden van de NCB niet te beschouwen als zielig. Ze citeert Ina Helderman: We hebben geen handicap, maar een beperking. Daar zit een groot verschil in. Een handicap wordt veroorzaakt doordat er niet de juiste hulpmiddelen zijn voor ons, of wanneer ons niet de gelegenheid wordt geboden om de talenten die we wél hebben, te gebruiken. Veel mensen verwarren deze woorden, omdat ze het gewend zijn om ze op de onjuiste manier te gebruiken. Maar wij als NCB organisatie horen de verschillen te kennen. Dit komt bij An diep uit haar hart.

De macula degeneratie van An heeft er toe geleid dat ze inmiddels geen auto meer kan rijden. Dat is wel slikken, maar het is onverantwoord om nog deel te nemen aan het snelverkeer. Thuis redt ze zich nog prima en voor het winkelcentrum hoeft ze maar twee trappen af, de straat oversteken, dan heeft ze de XL‑supermarkt tot haar beschikking. En vervoer over grotere afstanden, dat moet je tijdig regelen. En even naar het ziekenhuis in de buurt, dan is er altijd wel iemand in de flat die haar wil rijden. Vroeger stond ze voor anderen klaar, nu zijn de rollen omgekeerd.

Stoppen, nu de NCB de honderd jaar heeft volgemaakt? Geen denken aan. Aan ideeën geen gebrek. Het enthousiasme van An werkt aanstekelijk. Maar eerst gaan we er een mooi feestjaar van maken, 1924 ‑ 2024. Een mijlpaal om bij stil te staan. An is blij met de NCB, wij zijn blij met deze fantastische voorzitter.

Na een smakelijke lunch, met zelfgemaakte soep en verse broodjes uit de XL‑supermarkt en daarna nog een heerlijk kopje thee ‑ met weer iets lekkers erbij ‑ is het de hoogste tijd om te vertrekken. De rit naar Oost‑Nederland is nog ver. Nog lang klinkt in onze oren na de enthousiaste stem van An en haar optimisme voor de toekomst. Tegen zessen steken we eindelijk de IJssel over op de A‑28 en komen we uiteindelijk aan in het Vechtdal, in Dalfsen en Gramsbergen.

Contactgegevens van An den Dunnen zijn te krijgen via ons bureau in Zwolle.