Deel 10 – 100 jaar geschiedschrijving

Het Christelijk Maandblad voor blinden

Als uitvloeisel van het Réveil en de politiek van Kuyper, ontstaan eind 19e begin 20e eeuw allerlei christelijke instellingen naast reeds bestaande neutrale en rooms-katholieke instellingen. Zo ontstaan ook diverse christelijke instellingen van en voor blinden waarvan met name mevrouw A. C. Diepenhorst – de Gaay Fortman uit Amsterdam de promotor is. 
In 1912 wordt zoals we eerder gezien hebben, in Amsterdam de CBB, de Christelijke Blindenbibliotheek opgericht. In 1915 volgt de Vereeniging tot Christelijke Opvoeding en Onderwijs voor blinde kinderen en jongelieden. Deze instelling opent in 1919 in Zeist het eerste gebouw van het Christelijke Blindeninstituut Bartiméus. Een paar jaar later, in 1921, vindt in Utrecht de oprichting plaats van de ‘Vereeniging tot oprichting en instandhouding van Christelijke Tehuizen voor Blinden’. Deze vereniging wordt bekend onder de naam Sonneheerdt en zorgt in Ermelo voor werk en huisvesting voor blinden. Dan ontbreekt nog één instelling, namelijk die van protestants-christelijke blinden zelf. Door de veranderde opvattingen binnen de algemene Nederlandse Blindenbond krijgt de oprichting van een christelijke blindenbond een extra stimulans.

Vanaf januari 1917 wordt door de Christelijke Blindenbibliotheek samen met Bartiméus en later ook samen met Sonneheerdt, het Christelijk Maandblad in braille uitgegeven met o.a. mevrouw A. C. Diepenhorst – de Gaay Fortman als één van de belangrijkste medewerkers. Dit blad bevordert door zijn publicaties de oprichting van een christelijke blindenbond. Al vrij snel zijn er dertig, veertig abonnees. Dit Maandblad wordt in het begin door vrijwilligers handmatig voor iedere abonnee afzonderlijk, pagina na pagina gebrailleerd. Door de groeiende oplage is dit niet vol te houden en moet er een brailledrukpers komen. Maar het is de tijd van de Eerste Wereldoorlog met grote schaarste aan materialen en van ongekend hoge prijzen. Maar frater Adrianus van de blindeninrichting St. Henricus in Grave is in die tijd een grote steun. Hij biedt voor ƒ 300 een eenvoudige braillepers met toebehoren aan. Bartiméus koopt de pers en plaatst die in de drukkerij van Libertas in Rotterdam. Als brailledrukker zal de blinde organist van de Hovenierskerk en tevens medewerker van de Rotterdamse Werkinrichting worden aangesteld. ‘Maar God beschikt anders’, schrijft mevrouw Diepenhorst. Nog voor de braillepers geplaatst wordt, overlijdt deze medewerker. Opnieuw helpt frater Adrianus. Hij leidt in Grave, op kosten van Libertas, een ziende drukker van Libertas op tot brailledrukker. Later wordt deze braillepers naar Zeist verhuisd waar leerlingen van Bartiméus de pers bedienen. Weer later wordt Sonneheerdt mede-uitgever van het Maandblad en verzorgt Sonneheerdt deze uitgave met een eigen braillepers.

Op 1 juli 1929 wordt het 12½ jarig bestaan van het Maandblad herdacht. Korte tijd later gaat het Maandblad over in handen van de inmiddels opgerichte NCB, de Nederlandse Christelijke Blindenbond en wordt de uitgave gestaakt. Dan verschijnt De Blindengids, als het orgaan van de NCB. Het Maandblad is volgens De Blindengids de trompetter geweest die de christelijke blinden bij elkaar riep en waardoor de NCB, de Nederlandse Christelijke Blindenbond kon ontstaan.