Het begin van 100 jaar NCB-blindenwerk door Harm Pierik
Vereniging tot Werkverschaffing aan Hulpbehoevende Blinden in Amsterdam
In het midden van de 19e eeuw worden blinde kinderen vaak ingezet om bedelend enige inbreng te leveren aan het gezinsinkomen. Ook volwassen blinden moeten vaak bedelend in hun levensonderhoud voorzien. In deze situatie probeert men in Amsterdam verandering te brengen met een ‘Werkinrigting voor Hulpbehoevende Blinden’ met als doel: ‘Weering van bedelarij door de Blinden en een voorziening in hunne tijdelijke en geestelijke behoeften door middel van werkverschaffing in de Inrigting en bekendmaking met Gods Woord.’
Deze algemene werkinrichting met een christelijk karakter is toegankelijk voor blinden van alle gezindten. Hier maken mannen borstels en matten en zorgen vrouwen voor breiwerk. Ook wordt hier onderwijs gegeven in Bijbelse- en vaderlandse geschiedenis, in rekenen, lezen en schrijven in braille. Ook is er gelegenheid voor koorzang en muziekonderwijs. In het bestuur van de vereniging komen we namen tegen van leden van sociaal bewogen protestants-christelijke families.
In 1900 wordt een ‘Dames-Comité’ in het leven geroepen dat zich onder meer bezighoudt met het voorlezen aan blinden en het verzorgen van feestelijke bijeenkomsten. Dit dames-comité bestaat – zoals gebruikelijk in die tijd – uit leden van vooraanstaande families in de stad.
De werkinrichting blijkt in een grote behoefte te voorzien. In de eerste jaren van de 20eeeuw moet het zelfs een maximum vaststellen van 150 werkende blinden en heeft het daarnaast nog een grote wachtlijst.
Tot de eerste wereldoorlog gaat het financieel redelijk goed met de werkinrichting maar door de oorlogsomstandigheden verandert dat snel. Daarom wordt in 1915 ‘de 2½ Cents Hulpvereeniging Blinden-Penning’ opgericht ter ‘verbetering van den zorgvollen financieelen toestand der blinden’. Er worden collectanten aangetrokken, collectebusjes geplaatst in winkels en bij particulieren, contributies gevraagd, zanguitvoeringen gegeven en openbare inzamelingen gehouden. Deze acties hebben een prachtig resultaat: binnen zes maanden komt er ƒ 8000 binnen waardoor de blinden wekelijks een gulden extra kunnen krijgen!
Door dit resultaat richt de Blinden-Penning ook buiten Amsterdam afdelingen op om ook daar belangstelling te wekken voor de situatie van blinden en om het werk voor de blinden te steunen.
De moeilijke dertiger jaren van de 20e eeuw gaan ook aan de Werkinrichting niet ongemerkt voorbij. Ondanks alle inspanningen nemen de zorgen alleen maar toe: meer kosten en minder inkomsten met loonsverlagingen als gevolg. De crisisjaren treffen de blinden dubbel zwaar…
En dan is er op de werkvloer ook nog kritiek. Een orthodoxe Jood vindt Bijbellezen en het zingen van christelijke liederen voor hem niet gepast terwijl directeur Boendermaker terdege rekening houdt met de Joodse vieringen en rituelen. Bezwaarde katholieke blinden vertrekken maar zij komen terug en christelijke blinden willen geen boeken lezen van de neutrale Haagse blindenbibliotheek. Het was toen ook al niet gemakkelijk…