Deel 4 – 100 jaar geschiedschrijving

Het reveil en de kerken

Onder invloed van het Reveil, een internationale opleving in kerk en maatschappij van gereformeerd leven en werken en van christelijk dienstbetoon, worden aan het eind van de 19e begin 20e eeuw diverse initiatieven ontplooid om christelijke instellingen op te richten voor zorg aan verschillende doelgroepen. Eind 19e eeuw is dat onder andere de “Vereeniging tot christelijke verzorging van krankzinnigen en zenuwlijders in Nederland”. Deze vereniging biedt in Ermelo zorg aan deze patiënten en schenkt daarnaast ook aandacht aan doofstommen en blinden. Al in 1886 blijkt dat de combinatie van deze verschillende doelgroepen met voor iedere groep een eigen zorgvraag, niet goed samengaan. Het gevolg is dat de zorg voor blinden dan blijft liggen. 

Voor een combinatie van alleen doven en blinden wordt in 1888 in Leiden de vereniging Effatha, christelijk instituut voor doven en blinden, opgericht. Effatha spant zich op vele manieren in voor deze beide groepen maar ervaart steeds weer dat voor opvoeding, onderwijs en verzorging van blinde kinderen een specifiek eigen instituut op christelijke grondslag nodig is. Daar blijft Effatha aan werken.

Ook het werk voor mensen met een verstandelijke beperking blijft de aandacht vragen. In 1889 maken enkele diaconieën zich sterk voor ‘de zaak der idioten die nog steeds onverzorgd achterblijven’. Zij roepen ‘broeders en zusters die om Christus’ wil zich tot dit werk der barmhartigheid aangetrokken voelen’ op tot actie. Dit is het begin van ’s Heeren Loo in Ermelo waar de sociaal bewogen zendingsarts J. G.  Scheurer bezielend werk verricht.

In 1902 worden pogingen ondernomen om een sanatorium voor on- en minvermogende teringlijders op te richten. Na het oplossen van diverse interne en externe problemen komen er geldmiddelen beschikbaar en kan in 1905 de ‘Vereeniging tot Christelijk Hulpbetoon aan Tuberculoselijders’ worden opgericht. Drie jaar later wordt het eerste paviljoen van sanatorium Sonnevanck in Harderwijk geopend.

Maar dan is er nog steeds geen christelijke instelling voor blinden. Een poging om een christelijk tehuis voor alleen blinde kinderen op te richten vraagt heel veel tijd en geld. Een onderzoek in 1903 naar het aantal blinde kinderen van christelijke huize, blijft steken op 5 à 6 kinderen met als gevolg dat dit werk weer stilligt. Maar gelukkig niet voor lang. Begin 20eeeuw komen er sociale wetten tot stand. Kerken en de ‘kleine luyden’ maken zich dan opnieuw sterk voor hulpbetoon, armoedebestrijding en volwaardige zorg alsmede voor onderwijs, wonen en werk. Gedreven door christelijke bewogenheid richten zij diverse christelijke instellingen op en zetten actieve mannen en vrouwen zich in ook voor het welzijn van blinden, voor hun stoffelijke en voor hun geestelijke belangen, met steeds het geestelijke voorop, zegt mevrouw A.C. Diepenhorst, oprichterster van de NCB. Dat is het uitgangspunt dat steeds weer wordt verwoord. Zo ontstaat in 1912 CBB, de vereniging christelijke blindenbibliotheek in Amsterdam, thans al vele jaren gevestigd in Ermelo. In 1915 ontstaat Bartiméus, de vereniging voor christelijke opvoeding en onderwijs voor blinde kinderen in Zeist, bekend als centrum met specialistische zorg en kennis voor blinden en slechtzienden. En in 1921 Sonneheerdt, de vereniging tot oprichting en instandhouding van christelijke tehuizen voor blinden in Ermelo, die jarenlang wonen en werk aan blinden biedt. Over het ontstaan van deze christelijke instellingen voor blindenzorg gaat het de volgende keer.