De Nederlandse Blindenbond en de gemeentepolitiek in Rotterdam
De Nederlandse Blindenbond wordt in 1895 opgericht door de blinde heer G.J. Kolff uit Den Haag. Hij is de initiatiefnemer met onder andere de broers Willem en Victor van Thienen en Nicolaas Schilt, allen ontwikkelde en goed gesitueerde blinden. De Nederlandse Blindenbond is de eerste organisatie van gehandicapten in ons land die door eigen leden wordt bestuurd. Deze bond streeft in de beginjaren naar onderlinge vriendschap en wederzijdse bijstand en behartiging van de belangen van blinden.
Het streven naar onderlinge vriendschap is echter voor sommige leden onvoldoende. Zij willen dat de Nederlandse Blindenbond een strijdorganisatie wordt die opkomt voor hun rechten, voor passend werk zorgt, zich inspant voor hogere arbeidsinkomsten én alle filantropie verfoeit. Deze ideeën winnen in 1916 aan invloed wanneer een staatscommissie wordt ingesteld voor verbetering van het lot van blinden. Maar wanneer deze commissie die idealen nauwelijks dichterbij brengt, gaat een aantal leden over tot actie. In de jaarvergadering van de Nederlandse Blindenbond in 1918 dient de heer W.A. Jacobs uit Amsterdam een motie in met aangescherpte eisen. Hij verfoeit particulier initiatief en christelijke barmhartigheid en eist dat de overheid onmiddellijk de zorg voor de blinden en de volledige bekostiging daarvan op zich neemt. Daarop richten strijdbare leden plaatselijke verenigingen op die zich in een landelijk comité verenigen. In Rotterdam wordt begin 1921 de plaatselijke ‘Rotterdamsche Blinden-vereeniging’ opgericht als afdeling van de landelijke Nederlandse Blindenbond. In datzelfde jaar gaat bij deze landelijke Nederlandse Blindenbond het roer definitief om waarop het zittende bestuur aftreedt en de heer Jacobs de nieuwe voorzitter wordt. Hij neemt de plaats in van de heer W. van Thienen, medeoprichter van de bond en tegenstander van de nieuwe socialistische koers. Vanaf die tijd is de Nederlandse Blindenbond een organisatie die strijdt voor absolute staatszorg voor blinden met verwerping van elke vorm van christelijke liefdadigheid in een systeem van hulpverlening.
De Rotterdamse afdeling van deze Nederlandse Blindenbond volgt die nieuwe koers. Dat merkt ook de heer A.J. Lems, ‘vader’ van de Rotterdamse Werkinrichting en jarenlang donateur van de Nederlandse Blindenbond. Deze belangenbehartiger van blinden wordt zelfs de toegang ontzegd wordt tot de bondsvergaderingen. De actievoerende leden van de Nederlandse Blindenbond, onder aanvoering van de vroegere medewerker van de werkinrichting Johan van den Berg en felle propagandist van de Nederlandse Blindenbond, hekelen het christelijke karakter van de werkinrichting en de daar geldende dagindeling.
De Rotterdamse afdeling van de Nederlandse Blindenbond onderneemt nu verschillende acties en eist daarbij dat alle filantropische ondersteuning wordt vervangen door wettelijke rechten. In de plaatselijke politiek en binnen de Rotterdamse blindencommissie draagt de SDAP-raadsfractie die standpunten uit en noemt de omzetting van de Nederlandse Blindenbond en haar Rotterdamse afdeling het resultaat van politieke acties. Door dit alles wordt de Nederlandse Blindenbond en de Rotterdamse afdeling daarvan als een SDAP getinte organisatie gezien. Dat wordt nog versterkt door het optreden van het Rotterdamse SDAP-raadslid mevrouw Van Kersen die als spreekster optreedt op vergaderingen en propagandasamenkomsten van de Rotterdamse afdeling van de Nederlandse Blindenbond.
De blinde christelijke Rotterdammers herkennen zich niet meer in deze blindenbond en richten daarom een eigen christelijke Rotterdamse blindenvereniging op. Daarover gaat het de volgende keer.