Lezing Ad van der Waals

100 jaar NCB: Over afstand houden en samenwerking zoeken

Bij het eeuwfeest van een vereniging past natuurlijk een jubileumboek. Hoewel ik geen lid van de NCB ben werd ik gevraagd mee te denken over de bedoeling, de opzet en de inhoud van een jubileumboek. Dat meedenken is wat uit de hand gelopen, moet ik wel zeggen.

Relatieve buitenstaander

De belangenorganisaties van blinden en slechtzienden hebben dezelfde voorouders, de in 1895 opgerichte Nederlandse Blindenbond. Zoals in veel families: de kinderen zijn een eigen weg gegaan of zijn later toch weer tot elkaar gekomen. Dat laatste gold de algemene en de rooms-katholieke bonden, maar niet de NCB. In de jaren zeventig een herkenbaar patroon op meer maatschappelijke terreinen.

Ik ben - zoals gezegd - geen lid van de NCB. Ik heb sinds 1990 gewerkt bij de Nederlandse Vereniging van blinden en slechtzienden, de NVBS die later is opgegaan in de Oogvereniging. Een club met daarbinnen een rooms-katholieke en een protestants-christelijke gemeenschap. Nu binnen de Oogvereniging een interessegroep Religie.

Mijn afstand tot de NCB was en is overigens ook weer niet zo groot. Ik ben van hervormde afkomst. Dat werd in de plaats waar ik woonde destijds ‘rechtzinnig’ of ‘gewoon hervormd’ genoemd, duidelijk te onderscheiden van de bonders en de vrijzinnigen. Ik heb dus wel enige affiniteit met de achtergrond van de NCB. Een vroegere voorzitter van de NCB vertrouwde mij ooit toe dat hij beter met mij dan met mijn overtuigd ongelovige of onkerkelijke voorganger kon werken. Ik geef wel toe dat er toen al een behoorlijke afstand was tussen mijn inmiddels gegroeide oecumenisch-vrijzinnige kerkelijke ligging en de grondslag van de NCB. Gelukkig is dat wederzijds geen belemmering geweest om samen te werken en in 1995 zelfs een gezamenlijk jubileum te organiseren. En aan uw jubileumboek mee te werken en vandaag hier te zijn.

Terug dus naar het boek

Uw bestuur, de redactiecommissie en haar adviseurs vonden dat de geschiedenis van de NCB in een breed kader moest worden beschreven. Het zou natuurlijk over de NCB zelf kunnen gaan en over de mensen die zich verenigden in een bond met een protestants-christelijke signatuur. Er werd echter besloten de geschiedenis van de NCB te beschrijven in een bredere samenhang met de maatschappelijke ontwikkelingen in de samenleving en die binnen de eigen sector. Het boek zou dus wat minder naar binnen gericht moeten zijn en wellicht daardoor ook interessant voor anderen dan de eigen leden. Ik hoop dat we daarin geslaagd zijn.

Het boek bestaat uit twee delen. Het tweede deel bevat een aantal bijdragen van daartoe uitgenodigde deskundigen. In een historisch verband wordt onder meer geschreven over het onderwijs, over de oogheelkunde, over mobiliteit en over technologie. De betekenis van het brailleschrift komt uiteraard vaak ter sprake maar in een bijdrage wordt ook geschreven over de wijze waarop blindheid in Bijbelse teksten voorkomt. Er zijn natuurlijk ook bijdragen van ervaringsdeskundigen. Zij maken duidelijk hoe allerlei ontwikkelingen invloed hebben gehad op hun dagelijks leven en bij voorbeeld een carrière van onderwijs en werk. Voor velen van u waarschijnlijk zeer herkenbaar.

De geschiedenis

In het eerste deel gaat het om een beschrijving - in grove lijnen - van maatschappelijke ontwikkelingen die van belang zijn geweest, ook of vooral voor mensen met een visuele beperking. Organisaties en instellingen van allerlei signatuur hebben er vanouds en steeds weer aan bijgedragen dat blinden en slechtzienden een zo volwaardig mogelijke plaats konden innemen in de samenleving. In de 19e eeuw werd het blindenzorg genoemd waarbij mensen zich vanuit een vaak levensbeschouwelijke motivatie gingen inzetten voor het welzijn van blinden. Centrale begrippen in die tijd waren liefdadigheid en particulier initiatief en een zekere afkeer van overheidsinvloed.

De vorige eeuw wordt gekenmerkt door ingrijpende veranderingen. Er kwamen organisaties van mensen met een visuele beperking die inspraak wilden en af wilden van hun positie van afhankelijkheid. Er kwam een acceptatie van een grotere rol van de overheid op het terrein van inkomen en zorg, beleidsmatig en financieel. Wie kan zich nog een samenleving voorstellen waarin het ontbreekt aan sociale voorzieningen, ook voor mensen met een beperking? De tijd waarin een visuele beperking meestal betekende uitsluiting van onderwijs en werk en daardoor een schijnbaar uitzichtloos bestaan. Het was een tijd dat er nauwelijks nog werd gedacht aan toegankelijkheid van informatie en lectuur, van gebouwen en straten en openbaar vervoer. Later kwamen er professionalisering en marktwerking in de zorg en dienstverlening, met voordelen maar zeker ook nadelen. Niet te vergeten natuurlijk de ontwikkelingen op oogheelkundig terrein. Sommige ontwikkelingen dateren van het begin van de 20ste eeuw, andere kwamen pas veel later centraal te staan. Pas in de jaren 70 van de vorige eeuw vroegen slechtzienden aandacht voor hun positie. Het ging daarvoor immers bijna altijd over blinden. In de jaren 90 zien we de opkomst van patiëntenverenigingen die meer aandacht vroegen voor onderzoek naar oorzaken van een oogaandoening en aandrongen op een actief beleid van preventie en behandeling. In het boek passeren vele zaken de revue.

Samenwerking

De NCB was in 1947 met de algemene en de rooms-katholieke blindenbonden een van de initiatiefnemers van de oprichting van een brede samenwerking van de hele sector. De naam De Gaay Fortman komt in de geschiedenis van de blindensector tweemaal voor. Eerst die van Adriana Diepenhorst-de Gaay Fortman, de oprichtster van de NCB. In 1947 die van Pieter Leonard, die de eerste voorzitter van de koepel het Nederlands Blinden Wezen NBW werd. Ruim een jaar geleden schreef ik een column over straatnamen in het luistertijdschrift Moet je Horen. Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik daarin schreef dat de oprichtster van de Christelijke Blinden Bibliotheek (CBB) en de NCB nergens met een straatnaam is geëerd. Dat is weldegelijk het geval in – waar anders – Ermelo. Of Pieter Leonard die eer ook ergens is toegevallen weet ik niet.

Vanaf 1947 speelden diverse bestuursleden van de NCB een prominente rol in diverse samenwerkingsverbanden van de drie blindenbonden en dienstverleners. Hoe anders had de wereld eruit gezien als een grotere meerderheid van de leden van de NCB in 1977 had ingestemd met een fusie met de andere bonden. Gedane zaken nemen geen keer. Pas in de jaren negentig was er sprake van nauwere samenwerking van de NCB met de NVBS. De geschiedenis van de NCB kent dus periodes van afzonderlijk optreden en van samenwerking.

Strijd

In de loop van de tijd was er een grote inbreng en soms strijd van blinden en slechtzienden zelf nodig om de situatie van hen en hun lotgenoten te verbeteren. Het woord strijd wordt tegenwoordig niet zo vaak meer gebruikt. Maar is die niet meer nodig? Natuurlijk wel, lijkt me. Een voorbeeld: de werkgelegenheid waar uw voorgangers in de NCB in de jaren dertig zich al druk om maakten. Hoe is het met de arbeidsparticipatie nu? En als u ouder bent: hoe is het met de toegankelijkheid en veiligheid van de openbare ruimte? Kunt u nog veilig lopen in een omgeving waar auto’s en fatbikes bijna geluidloos passeren?

De strijdvaardigheid en de revolutionaire geest van de algemene blindenbond was in 1924 aanleiding voor de oprichting van de NCB. Een afscheiding en een keus een eigen weg te gaan, zoals rooms-katholieke blinden dat al eerder hadden gedaan. Een eigen weg maar niet zonder gedrevenheid om op te komen voor de wat genoemd werd stoffelijke belangen.

In de jaren zestig werd gedacht dat met de sociale wetgeving alles was bereikt waarvoor jarenlang gestreden was. Wie echter om zich heen kijkt en alle barrières ziet die u in het dagelijks leven tegenkomt weet wel beter. Van beschikbaarheid van informatie en lectuur en de bedienbaarheid van apparatuur in huis tot en met de toegankelijkheid van de openbare ruimte en de beschikbaarheid van banen. Er is veel verbeterd maar er is nog veel werk aan de winkel. Dat maakte een commissierapport van de Verenigde Naties over de situatie in ons land deze week ook duidelijk.

Afsluitend

Volgend jaar is het 130 jaar geleden dat de eerste vereniging van blinden werd opgericht. Volgend jaar weer een feestje bouwen is een beetje te veel van het goede. Ik hoop toch dat de erfopvolgers van de toenmalige blindenbond – de Oogvereniging en de NCB - daar op gepaste wijze aandacht aan zullen geven als signaal dat ze nog altijd dezelfde doelen nastreven.

Het jubileumboek ligt voor u; vanzelfsprekend - met dank aan de u geestverwante CBB - in alle leesvormen. Een geschenk voor u maar ook aan de sector van belangenbehartigers en dienstverleners en alle andere belangstellenden. Dank u wel.

(*) Ad van der Waals (1946) werkte van 1973 tot 1984 in leiding- gevende en directie functies in het openbare bibliotheekwerk in de provincie Zuid- Holland. Van 1984 tot en met 1988 was hij coördinator van het Centraal Orgaan Lectuurvoorziening voor blinden en slechtzienden. Daarna was hij werkzaam in diverse leidinggevende, beleidsmatige en bestuurlijke functies bij organisaties van mensen met een visuele beperking. Van 2006 tot 2017 was hij freelance en daarna als vrijwilliger werkzaam op het terrein van onderzoek en bestuurs-en beleidsondersteuning binnen en buiten de sector waarin hij werkzaam was. Hij schreef daarnaast onder meer boeken over de geschiedenis van de informatie-en lectuurvoorziening voor blinden en slechtzienden. Tevens publiceerde hij over onder meer de geschiedenis van het oecumenisch studentenpastoraat in Leiden en over de geschiedenis van de Vereniging Het Nederlandse Blinden en slechtziendenwezen (VNBW). Een publicatie over de blindenwereld tijdens de Tweede Wereld- oorlog was aanleiding voor een voordracht in oktober 2021 op de ALV van de NCB. Sinds 2022 heeft Ad meegewerkt aan de voorbereiding van een publicatie over de honderdjarige geschiedenis van de NCB. Het bestuur reageerde enthousiast toen hij bereid bleek zelf veel schrijfwerk voor zijn rekening te nemen.